Wethouder Rots treedt na vijf maanden af. Is het terecht dat hij de schuld bij zichzelf legt?
Dinsdag was er een raadsvergadering waarin wethouder Rots officieel zijn afscheid aankondigde en ook daadwerkelijk vertrok uit de raadszaal. In zijn afscheidsspeech legde de vertrekkende wethouder de oorzaak van zijn vertrek hoofdzakelijk bij zichzelf. Hij gaf aan dat hij het werk onderschat heeft en zichzelf en zijn mogelijkheden overschat. Dat was de goede beschouwer in de raad al een tijdje duidelijk. Optredens in openbare vergaderingen, discussies met raad en commissieleden waren geen van allen een succes. Het gestuntel over de zondagsopenstelling tijdens rondetafelgesprekken en de raad staat iedereen nog helder voor ogen. Ook hoe Rots de kwestie rond het opheffen van de gemeenschappelijke regeling ISWI (Sociale Dienst) behandelde, overtuigde niet, om het maar eens zachtjes te zeggen. Hij wist niet waar het overging, kon geen enkele vraag beantwoorden en liet alles over aan de ambtenaar. De onderwerpen die in de portefeuille van Rots zaten, zijn –dat moet gezegd worden- bijzonder zwaar, ingewikkeld en politiek gevoelig. Het gaat dan over de komende Participatiewet en de WMO (begeleiding en ondersteuning van mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen). Wetgeving hierover komt laat af en wisselt snel. Het gaat om gevoelige kwesties. Vaak moet er onderhandeld worden met professionals die wet- en regelgeving uit en te na kennen. Dat is allemaal zwaar en kost veel tijd, als je het goed wilt doen. Bovendien is er door ziekte en vertrek een grote onderbezetting op de ondersteunende afdeling.
Ook andere oorzaken.
Een goede analyticus kan echter wijzen op minimaal 3 andere factoren die een rol speelden. En die te maken hebben met de Collegevorming. De ChristenUnie kreeg na de verkiezingen twee zetels en werd daarom voor CDA en Gemeentebelangen een serieuze partner om aan te schuiven. Voor deze twee collegepartijen was de ChristenUnie de minst kritische en dus het gemakkelijkst om mee te regeren. Zij wilden graag sociale onderwerpen en claimden meteen zo’n beetje het hele sociale terrein, behalve de jeugd. Vervolgens hadden ze een personeelsprobleem. Wie moest dat gaan doen. Aannemer Rots was gepensioneerd, had dus tijd, maar nauwelijks politieke ervaring en kennis van dit onderwerp. Bovendien wilde hij slechts 50% van de werkweek actief zijn. De vraag is of de ChristenUnie er goed aan gedaan heeft onder deze voorwaarden hun kandidaat te stellen. Ook heeft het wellicht ontbroken aan scholing en begeleiding. Dat kunnen we natuurlijk niet beoordelen omdat dat een interne kwestie is.
Daarnaast ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de overige coalitiepartijen, de burgemeesters en hun adviseurs. Achteraf kun je je afvragen of het verantwoord is geweest om een onervaren wethouder in een 50% dienstverband zo’n zware portefeuille te geven. En àls dat al gebeurt: hoe organiseer je dan de ondersteuning, het inwerken, vervanging en collegiale verantwoordelijkheid. Tussen de regels door was in de afscheidsrede van Rots te beluisteren dat hij die ondersteuning van zijn directe collega’s (wethouders) gemist heeft. Dat was ook in de praktijk waar te nemen. Het onderwerp gemeenschappelijke regeling ISWI (sociale dienst) moest door hem behandeld worden terwijl het lid van het bestuur namens Aalten, de heer Rijks in de zaal zat. Tijdens het gestuntel over de zondagsopenstelling kwam niemand van de coalitie hem ruiterlijk tegemoet. Sterker nog achter de rug om van de ChristenUnie deden CDA en GB toezeggingen aan ondernemers in Bredevoort voor verruiming van de openstelling in de toekomst.
Hoe nu verder?
De invulling van het College is in de eerste plaats een kwestie van het college zelf en de coalitiepartijen. De huidige wethouders hebben de taken verdeeld. Of er een nieuwe wethouder van Christenunie-huize komt is de verantwoordelijkheid van deze fractie. Men gaat er wel van uit en heeft ook aangekondigd dat voordat de benoeming een feit is, er een kennismakingsgesprek met de raad volgt. Wat daarbij opvalt is dat de coalitiepartij die de grootste broek aan getrokken heeft, het CDA, zo weinig verantwoordelijkheid neemt voor de grote decentralisaties in deze periode: WMO, Participatiewet en Jeugdzorg. Ook wordt de raad hier onvoldoende bij betrokken. Inmiddels zijn we nog zo’n 100 dagen van 1 januari af. Het wordt natuurlijk de hoogste tijd dat raad en burgers geïnformeerd worden over de stand van zaken van bijvoorbeeld die Participatiewet, de WMO en de jeugdwet.
Reageren? joop.wikkerink@progressieve-partij.nl