Het thuiswerken is weer volop terug. In het gemeentehuis heerst “code rood” dat wil zeggen: je bent er zoveel mogelijk niet. Dus het teamsen en het zoomen ging weer vrolijk door. En dat gaat eigenlijk best: soms hapert de verbinding, soms vergeet iemand z’n microfoon uit te zetten en soms krijg je hoofdpijn van naar het schermpje turen. Maar verder alles goed. En het heeft natuurlijk echt voordelen: je kunt zo even een uurtje iemand uit een ver verwijderde stad laten aanschuiven. Dat deden we deze week ook: veraf en dichtbij.
Hoe verder met steun aan ondernemers?
Maandag de gebruikelijke overleggen met de interne medewerkers die nu ook extern (thuis) werken. De begrotingsbehandeling nadert dus de eerste technische vragen over die begroting van de diverse fracties komen weer binnen. Dat geeft toch altijd een beetje een gezonde nieuwsgierigheid: hebben we het duidelijk opgeschreven of komen er veel vragen. Die middag ook een telefonisch overlegje met wat mensen van bedrijven in Aalten. We zijn natuurlijk best aan het nadenken hoe we als lokale overheid ook de wat kleinere bedrijven (middenstanders zeiden we vroeger) kunnen ondersteunen in corona-tijd. Er zijn landelijke maatregelen geweest (en nog), maar de verwachting is dat wanneer de crisis langer aanhoudt sommige bedrijven het toch moeilijk kunnen krijgen.
Voor de eerste regeling voor kleine ondernemers hebben zich van uit Aalten 386 bedrijven gemeld. Voor de tweede tranche al een stuk minder (hier werd ook het inkomen van de partner in aanmerking genomen). We denken dat uiteindelijk een groep van 40-50 bedrijven misschien dieper moet nadenken over hun levensvatbaarheid. Zou het nou niet mooi zijn als een deel van deze (vaak vak-) mensen, hetzij in loondienst, hetzij als zzp-er, hetzij als doorstarter gebruik kon maken van de bedrijven in de gemeente Aalten. Ook misschien wel met omscholing (er komt een Fonds voor talentontwikkeling in de Achterhoek).
Waarom zou een kunstenaar geen etaleur kunnen zijn, een theatertechnicus niet in een elektronicabedrijf kunnen werken, een yoga-lerares niet in de zorg? En wat zou het mooi zijn als de talenten van deze mensen die de pech van de corona-dip hebben ingezet zouden kunnen worden bij bedrijven en organisaties in Aalten, Bredevoort en Dinxperlo?
Wat vindt u ervan? Ik ga er in elk geval over praten met Laborijn, de industrie in de gemeente, de zorgsector enz. Ideeën zijn welkom!
Hoe verder met Duitsland-contacten en hoe verder in de post-corona-tijd?
Dinsdag natuurlijk onze reguliere B. en W. vergadering. Als eerste agendapunt het bezoek van Doede Sijtsma van Grenspost Düsseldorf. Dat is een soort lobby-kantoor voor enkele provincies (Doede is van Gelderland) bij de Landesregierung in NRW. Dit was een leerzaam uurtje. Ook om ons te realiseren hoezeer de verschillen in het bestuur (en de politiek) tussen Nederland en Duitsland zijn. Belangrijk is te weten bij alle contacten: wie gaat waar over. En dan denkt Duitsland nogal gauw dat “Den Haag” ergens over gaat. Ik vind zelf ook dat we vanuit onze gemeente en de regio ons vooral bezig moeten houden met de praktische grensoverschrijdende verbeteringen: werk, school, winkelen, cultuur, gezondheidszorg. En dan kunnen we met onze directe “Nachbarn” prima overweg. Kansen liggen er wel op een wat hoger niveau op het gebied van grensoverschrijdende natuurontwikkeling, duurzaamheid en bijv. stikstof beleid.
Die middag een vooroverleg met de wetenschappelijk directeur van het Verweij-Jonkerinstituut: Hans Boutelier. Een autoriteit op het gebied van sociologie. Adviseur van de commissie Halsema die gekeken heeft naar de sociale gevolgen van de coronacrisis. Ik wil samen met Figulus hem voor een inspiratiesessie naar Aalten halen, om na te denken hoe wij de aanvankelijke en nog steeds aanwezige solidariteit in de coronatijd kunnen vasthouden en gebruiken in onze samenlevingsopbouw. Dat is nodig. Want ook in onze gemeente is een onderstroom van politisering en tegenstellingen rond de crisis. Hans heeft hierover interessante gedachten: (nieuwe) kwetsbaarheid, veerkracht (maatschappelijke zelfredzaamheid) en politisering (wie gaat de crisis betalen, vertrouwen in instituties en overheid, complot denken). We hebben inmiddels de bijeenkomst met de bestuurders van Aaltense instellingen vastgesteld op 1 december.
Hoe verder met Leader
Samen met collega Ted Kok hadden we die woensdag een gesprek met twee wethouders die in het “bestuur”van leader zitten. Leader is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op leefbaarheid en plattelandsontwikkeling. Ook in de gemeente Aalten zijn er wel projecten mee gesubsidieerd, het meest recente voorbeeld de kapschuur bij de Ahof. Leader is vooral bedoeld om “initiatieven van onderaf” te stimuleren. Dus geen overheidsprojecten, maar vooral burgerinitiatieven die een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het landelijk gebied (en de dorpen daarin). En dan hebben we meteen het grote probleem te pakken. Er worden zulke enorme administratieve en burocratische eisen gesteld, dat een goedwillend vrijwilligersinitiatief zo ongeveer de kennis van een registeraccountant moet hebben om aan de voorwaarden te voldoen. Dat is de dood in de pot.
Zo is er een voorbeeld van een project in Aalten wat al een jaar in voorbereiding is en waar steeds weer andere verklaringen van de belastingdienst, de accountant, de stichting die het indient verlangd worden. Dat past zo erg niet bij een “initiatief van onderaf”. We hebben met kracht een pleidooi gevoerd om dat toch anders in te richten. Een idee zou zijn om de gemeente de financiële en inhoudelijke controle te laten doen bij die projecten. Je ziet dat toch wel vaker dat het voor goedwillende bevlogen vrijwilligers soms bijna onmogelijk is om aan alle administratieve eisen te voldoen.
Hoe verder in het sociaal domein
Het was die avond druk bij de lokale omroep AFM. Ik mocht verschijnen in het programma met de weekend-tips van Gerrit Rutgers. Jammer genoeg zijn veel activiteiten afgeblazen. Voordeel daarvan was weer dat we ruim de tijd hadden om door te praten over twee belangrijke onderwerpen. “Hoe geef je op gemeentelijk terrein vorm aan groei en ontwikkeling van mensen, ook al hebben ze een relatieve achterstand door een beperking, ziekte of andere levensomstandigheden”. Met ander woorden: “Hoe kun je stimuleren dat wat mensen wèl kunnen, in plaats van steeds de nadruk te leggen op wat ze niet kunnen”.
Twee voorbeelden namen we in dat programma onder de loep. Allereerst de speciale aanpak “Aandacht loont” van Laborijn met een groep mensen uit de gemeente Aalten die al langer afhankelijk waren van de bijstand. Door gerichte aandacht te geven aan hun mogelijkheden, dromen en wensen zijn veel mensen in beweging gekomen en 32 van hen hebben werk gevonden. Sommige kunnen niet fulltime werken, dus gingen parttime aan de slag. Voor sommige mensen is vrijwilligerswerk of enkele uren deelname aan activiteiten het maximaal haalbare. Door die aandacht en gerichte acties heeft de gemeente nu wel een all-time-low aantal mensen in de bijstand: de gemeente verstrekt door Laborijn 277 uitkeringen.
Een tweede voorbeeld is de huishoudelijke hulp. Vanuit de WMO moet worden bevorderd dat mensen in een schoon en veilig huis leven. Als je dat zelf niet meer goed voor elkaar kunt krijgen kun je voor die ‘beperking’ gecompenseerd worden door huishoudelijke hulp. De regering heeft bedacht dat je daarvoor een eigen bijdrage moet betalen van 19,– euro per maand. Miljonair en minima. Een uur huishoudelijk hulp kost de gemeente € 26,–. Dus stel je hebt 2 uur huishoudelijke hulp per week, dan kost dat maandelijks € 200,–, dan betaal je daar zelf € 19,– voor; of je nou een hoog of een laag inkomen hebt. Het aantal hulpvragen stijgt, de kosten gaan omhoog en de eigen bijdragen dalen. Dat geeft een probleem op de gemeentelijke begroting. Dus daarom doen we vier dingen: we vragen het rijk om meer geld, we richten onze organisatie efficiënter in, we verhogen de OZB met een extra 4,5 % als solidariteitsbijdrage en we hebben nieuwe normen voor de huishoudelijke hulp die erop neer komen dat het gemiddelde aantal uren minder kan worden. Natuurlijk blijft extra hulp nodig als bijvoorbeeld er meer gewassen moet worden vanwege incontinentie, er moeilijker schoongemaakt kan worden vanwege een oud en onlogisch ingedeeld huis. Maar we schuwen ook niet een beroep op mensen te doen die zelf hun hulp kunnen betalen dat aan hen te vragen. Dus ook hier kijken naar de mogelijkheden van de mensen en wat ze wel kunnen bijdragen, ook in hun ontwikkeling, dan uitgaan van wat ze niet kunnen. Dus misschien is een rolstoel en fysiotherapie beter dan een scootmobiel. Dit gesprek duurde een vol uur.
Hoe verder met Sociaal ondernemen
Er zijn steeds meer ondernemingen en ondernemers die “impact” willen toevoegen met hun bedrijf. Zeg maar waarde. En dan niet alleen financiële waarde. FNV heeft een onderzoek gedaan naar “social firms” in de oostelijke arbeidsmarktregio’s, ook in de Achterhoek. Bijvoorbeeld het Aaltense bedrijf Luva (borstelfabriek) werd hier onder de loep genomen. Luva staat erom bekend dat binnen het bedrijf een groep mensen van Estinea dagbestedingsactiviteiten verricht. Hoe mooi zou het zijn als meer bedrijven dit voorbeeld volgen en dat juist het bedrijfsleven mensen met een beperking kansen geeft op werk, bezigheden, een sociale omgeving, trots.
Een van de aanbevelingen in dat onderzoek was om in de Achterhoek het “ecosysteem voor sociale ondernemingen” te verbeteren. Daarover spraken we donderdagmorgen met een clubje betrokken mensen van o.a. VNO-NCW, BVO De Graafschap, gemeenten, adviesbureau K+V en de Regio Achterhoek. Resultaat is dat er op de thematafel “Onderwijs en Arbeidsmarkt” een voorstel komt om een beweging te starten genaamd “Move2Social”. Startende en bestaande bedrijven met de drive om meer “impact” toe te voegen zouden hieraan dan mee kunnen doen om hun kennis te vergroten, aanpak te versterken en te leren van elkaar. De Graafschap kan door inzet van haar bedrijfscontacten haar maatschappelijke missie versterken. En in de regio kunnen nieuwe bedrijven ontstaan met interessante product-markt-combinaties, gericht op de toekomst.
Hoe verder met preventie?
Vrijdag was er een groot digitaal congres van Menzis over preventie. O.a. staatssecretaris Blokhuis kondigde aan dat de GLI’s (de gemeenschappelijke leefstijlinterventies) ook gericht worden op kinderen. Dat vergt enige uitleg. Via de zorgverzekering kunnen op dit moment programma’s vergoed worden die patiënten ondersteunen bij stoppen met roken, meer bewegen in de strijd tegen diabetes, hulp bij veranderen van voedingspatronen. Dat gebeurt vaak in een groep om elkaar te stimuleren. Nu wil de staatssecretaris dit ook beschikbaar stellen voor kinderen met o.a. obesitas. Dat is mooi nieuws.
Ook willen Menzis en de staatssecretaris kijken naar nieuwe vormen van financiering. Probleem is nu vaak dat activiteiten die met preventie te maken hebben vaak vanuit het gemeentelijk sociaal domein betaald worden (welzijnswerk, sport en bewegen). De “baten” van een gezonder leven komen bij de zorgverzekeraars terecht (minder ziektekosten, opnames, operaties) en niet bij degenen die de kosten maken. Dat zou anders georganiseerd moeten worden. In de Achterhoek zijn we met een stel wethouders en organisaties aan het bekijken of een “kavelmodel” daar een oplossing voor biedt: in bepaalde “kavels”, wijken, gooi je alle zorgkosten op één hoop, daardoor realiseer je besparingen, die vervolgens weer ingezet kunnen worden voor preventie.
Een uitdagend idee en een mogelijke oplossing voor de zgn. “wrong-pocket-problematiek” (besparingen komen in de verkeerde portemonnee terecht).
What do you want to do ?
New mail
What do you want to do ?