20 september – Deze zomer ontstond hier en daar commotie over de plannen van de samenwerkende gemeenten om de inkoop van de jeugdhulp anders te organiseren. In de 8 gemeenten van de Achterhoek gaan tientallen miljoen per jaar om. De kosten stijgen (bij alle gemeenten in Nederland) en gemeenten zijn op zoek naar knoppen waar ze aan kunnen draaien om meer invloed op proces, inhoud en kosten te krijgen. De inkoopstrategie is daar één van.
Daarover ging de informatieavond voor de commissie sociaal domein afgelopen maandag 14 , dit keer opengesteld voor alle raadsleden en volgers. Er zaten zo’n 24 mensen op 1,5 m afstand van elkaar in de raadzaal maandagavond 14 september. De ingewikkelde materie werd zo duidelijk mogelijk over het voetlicht gebracht door wethouder Hans te Lindert, programmamanager Henk ter Beest en projectleidster vanuit de regio Melissa Janssen.
Hans begon met een citaat uit een onderzoek van Follow the Money: in 2014 waren er in Nederland 140 aanbieders van jeugdzorg; in 2019: 6000. Wat is er gebeurd? En is dat erg? Melissa schetste het huidige systeem, dat heet “open house”: elke aanbieder die voldoet aan kwaliteitscriteria mag zich inschrijven en kan cliënten doorverwezen krijgen. Door de gemeentelijke consulenten (in Aalten bijv. het Ondersteuningsteam). Ook door huisartsen en de rechterlijke macht (jeugdbescherming). De rekening gaat naar de gemeente.
Dit systeem – zo is gebleken- bevordert niet altijd de noodzakelijke (keten) samenwerking tussen aanbieders, gaat uit van betaling van behandelingen in plaats van preventie (aantal behandelingen is leidend), staat innovatie in de weg en geeft een enorme administratieve rompslomp voor aanbieders en gemeenten. Maar ook onzekerheid bij aanbieders: korte contracten en wisselende aantallen leiden tot een moeizame bedrijfsvoering. Maar liefst 25% van het geld voor Jeugdhulp – zo berekende Follow the Money- gaat zitten in administratie.
Dat moet dus beter en effectiever kunnen.
Bovendien evolueert het denken over jeugdzorg. Al in 2017-2018 begon de regio na te denken over een nieuwe visie op jeugdhulp. Normalisering, de-medicalisering, zo-thuis-mogelijk waren daar de kernwoorden. Veel meer moet de aandacht gericht worden op preventie. In het onderstaande plaatje is dat mooi te zien: eigenlijk willen we dat de hulp en ondersteuning zich zoveel mogelijk in de groene en oranje gebieden afspeelt. Natuurlijk als het nodig is in behandeling en verblijf. Dus inschakeling van scholen, eigen netwerk, omgeving, verenigingen.
Van daaruit is dan ook de visie op inkoop opgesteld. Die gaat uit van andere inkoopprincipes per soort hulp. Zo gaat de dyslexie-behandeling uit van zgn. populatiebekostiging: per inwoner. De ambulante hulp en de hulp woon en gezinsvormen gaat meer over in een systeem van “lumpsum” bekostiging: een vast afgesproken bedrag voor de geleverde diensten. Dat systeem vraagt dus ook om partnerschap en overleg met de aanbieders.
De samenwerkende wethouders in het portefeuillehouders overleg Sociaal Domein hebben dat ook duidelijk afgesproken: wij willen werken in partnerschap met de aanbieders, maar uiteindelijk moet natuurlijk wel duidelijk zijn dat gemeenten de opdrachtgevers zijn.
Hoe moet het partnerschap met aanbieders dan vormgegeven worden en hoe spelen de kleine aanbieders (w.o. eenpitters) daar dan een rol in? Er is heel erg een oproep gedaan voor samenwerking. Er zijn ook al wat initiatieven in de regio tot coöperatievorming. Ook is het voor specialismen natuurlijk altijd mogelijk om te werken in onder aanneming of met persoonsgebonden budgetten van cliënten.
Maar je moet ook eerlijk en helder zijn. Er is een algemene onvrede over de organisatie en kosten van jeugdhulp. Dat betekent dat er aan een aantal knoppen gedraaid kan worden. Maar dat afschalen van hulp ook betekent vermindering van omzet van aanbieders.