Informateur presenteert eindverslag.
Dinsdagavond 24 april was er een extra raadsvergadering. De informateur Hans Martijn Ostendorp presenteerde zijn eindverslag. Hij heeft met alle fracties gesproken en op grond daarvan een advies gemaakt welke fracties het best met elkaar in onderhandeling kunnen gaan over de collegevorming. Hij geeft aan dat dat in zijn ogen het best het CDA als grootste partij het voortouw kan nemen en moet proberen een college te vormen met wethouders vanuit Gemeentebelangen en de Progressieve Partij. Dat is zijn advies. Het staat het CDA (en ook andere partijen) vrij om daar vanaf te wijken. Dat is het CDA niet van plan.
Wij kregen een paar vragen. Waarom hebben wij onze groene veren afgeschud door geen breekpunt te maken van de uitbreiding van het aantal windmolens in ’t Goor of elders, zo wilde D66 weten. Volgens Esther is onze regionale Energie strategie (RES) èn het door de raad aangenomen Uitnodigingskader Zon en Wind (waarmee de windmolens in ’t Goor wel verhoogd kunnen worden) leidend. In die RES is afgesproken dat wij ons deel hernieuwbare energie moeten leveren. We verwachten trouwens dat door de te sluiten gaskraan in Rusland, de stijgende energieprijzen pijlsnel dat RES zal worden aangepast. Dus dan moeten we ons deel gewoon verhogen. In een goede discussie kom je er dan wel uit, zeker als in het raadsprogramma de doelen van het RES omarmd worden: het middel is dan niet zo belangrijk, zon op dak, zonneweiden, windmolens. Dus met iets geen breekpunt te noemen, schrap je het nog niet uit je programma, maar probeer je op grond van argumenten wel het doel te bereiken via de raad.
Een tweede vraag kwam van de VVD. Die zag toch wel ideologische verschillen tussen GB en CDA aan de ene kant en PP aan de andere kant. Of wilde PP per se zijn wethouder in het zadel houden? D66 deed er nog een schepje bovenop door de vraag te stellen of we tegen zo’n rechtse overmacht niet kopje onder zouden gaan. Beide sprekers vergaten even dat in het huidige college PP ook samenwerkt met CDA en een rechtse partij VVD. Die is toch niet per se veel linkser dan GB. En dat ging op basis van argumenten ook altijd goed. Bovendien zo betoogde Esther hebben we nu met het raadsprogramma toch de mogelijkheid om onze punten via de raad kenbaar te maken. En hebben we een meerwaarde door kennis en ervaring in te brengen.
Als het om duurzaamheid gaat staat BBB/HMV dichter bij PP dan Gemeentebelangen; waarom is niet naar die mogelijkheid gekeken, zo wilde de CU weten. Esther gaf nogmaals aan dat wij niet in de positie zitten om onze coalitiepartners uit te zoeken. Wij hebben onze wensen bij het CDA neergelegd: een voortzetting van het huidige duo op sociaal domein, en de huidige CDA-wethouder op Ruimtelijke ordening. En verder is het aan het CDA welke coalitiepartners ze kiest. Zij had ook als eerste optie voortzetting van de huidige coalitie. Maar om een iets breder draagvlak te krijgen kan ze meegaan met het advies van de informateur.
De discussie overziend gaat het toch weer over “oude politiek”: coalitie – oppositie, hullie tegen wullie, meerderheden en minderheden. Opvallend is ook dat kleine oppositiepartijen de meeste vragen stellen, maar zelf geen vragen krijgen. Je zou ook kunnen zeggen: we zijn bezig met een raadsprogramma. We zoeken bij de diverse onderwerpen kundige mensen. Natuurlijk kijk je dan met een schuin oog naar de verkiezingsuitslag. Maar je kunt wel aangeven: op grond van de ervaringen en resultaten in het verleden is het niet gek om die mensen op de diverse terreinen naar voren te schuiven. Dus Ted Kok op ruimtelijke ordening en Hans en Joop op een deel van het sociaal domein. Hoe dat dan precies verdeeld moet worden is aan het college.