week 14 – 20 december 2020

In deze weblog een paar gebeurtenissen uit de week van 7 t/m 12 december en voor het overige van de afgelopen week. Einde van het jaar is altijd een gelegenheid om terug te blikken. Dat leidt onwillekeurig vaak tot een opsomming van positieve ontwikkelingen. Die zijn er ook in de gemeente Aalten gelukkig genoeg. Maar toch heeft ook het college besloten om niet uitgebreid terug te blikken in bijvoorbeeld jaaroverzichten of krantenartikelen. Zeg maar uit piëteit met mensen die het zwaar hebben gehad het afgelopen jaar. En wiens perspectief niet helder is. Want in dat schuitje lijken we allemaal te zitten: niemand weet wanneer en waar het eindigt; voor jezelf niet, voor je familie en kennissen niet en voor de samenleving als geheel niet.

 
Ondanks deze onzekerheid wens ik iedereen als wethouder samen met de fractie van de Progressieve Partij een optimistisch nieuw jaar: veel veerkracht en verbeeldingskracht!
 
Foto: Fractie en wethouder van de Progressieve Partij (foto gemaakt op 11 december j.l.)
v.l.n.r.: Joop Wikkerink (wethouder), Guido Uland (fractievoorzitter), Esther Diepenbroek (raadslid), Bert Weevers (raadslid)
 
Leuk idee van leerlingen Technasium
 
Een groepje leerlingen van Schaersvoorde die ook op het Technasium zit had in de eerste coronagolf een leuk idee bedacht. Het Technasium is een onderdeel van VWO-Schaersvoorde en probeert leerlingen ook praktijkgerichte technische oplossingen te laten onderzoeken. Vaak in opdracht van bedrijven. Dit keer hadden Dirk en Bram (bij gebrek aan contacten met bedrijven in de coronatijd) zelf een app bedacht die jongeren (buddy’s) moet koppelen aan ouderen en mensen die alleen staan. Natuurlijk als deze groep niet naar de winkels kan of durft, is het goed dat de boodschappen thuisbezorgd wordt. Als dat door een jongere gedaan wordt die ook meteen ergens een raakvlak heeft en een praatje maakt snijdt het mes aan twee kanten, zo is de gedachte. De twee jongens kwamen samen met hun docent het eerste prototype laten zien en hoopten op commentaar. Natuurlijk is het leuk om met hen mee te denken over verbeteringen en antwoorden op vragen: hoe komen we aan ouderen en jongeren. Wat moet de “beloning’ voor de buddy zijn. Hun vraag was ook of ik hen in contact wilde brengen met andere organisaties die werken met deze doelgroepen. Verrassend hoe snel bijv.  Stichting Marga Klompe, Figulus en Scouting Aalten aangaven wel mee te willen denken.  Dat is ook wel steeds meer ons doel: laat mensen met goede ideeën met elkaar samenwerken, elkaar op de hoogte brengen en en houden, van elkaars materialen, huisvesting en ideeën gebruik maken. Je ziet dat toch steeds meer gebeuren. Dat is een goede ontwikkeling.
Lezers die ook eens een keer willen meekijken kunnen contact met mij opnemen. Dan beng ik je in contact met Bram en Dirk.
 
Meedoenpact organiseert inzameling, AFM een hulpweek
 
Einde van het jaar zijn er traditioneel de acties voor de goede doelen. Dit jaar allemaal in een wat andere sfeer, maar misschien dat nu wij allen beseffen dat er groepen in de samenleving zijn die niet vanzelf mee kunnen komen. Zeker niet als er abnormale dingen gebeuren als een pandemie.
 
Volgens een strakke planning en organisatie konden klanten van drie supermarkten in Aalten en Bredevoort extra nuttige levensmiddelen kopen en deze afgeven bij een kraam van de organisatie. De inzameling werd georganiseerd door het Meedoenpact, AFM het lokale radiostation en de Stichting Diaconale Hulp, een samenwerkings-verband van enkele kerken. Het Meedoenpact is zo’n 3 jaar geleden gevormd, ook mede naar aanleiding van zo’n hulpweek. Doel is het een en ander te coördineren, zoveel mogelijk samen te werken en versnippering te voorkomen. Dat is dit jaar mooi gelukt. Er zijn rond de 250 adressen opgegeven waar een levensmiddelenpakket aan het einde van het jaar goed zou passen. Er is erg veel opgehaald in die twee dagen. 
 
Ik mocht ook een tijdje in Bredevoort meehelpen bij de Spar. Twee dingen die dan opvallen. Ten eerste bijna iedereen vindt dit een zinnige actie en wil meedoen.  Zelfs een jongeman die twee croissantjes voor zichzelf kwam halen en toch vijf artikelen doneerde. Een tweede opvallend iets is dat toch best wel wat mensen aangeven: “natuurlijk doe ik mee, ik heb het zelf een tijdje geleden ook nodig gehad en nu ik het kan betaal ik graag mee”.  Dat bewijst voor mij dat er toch nog veel mensen zijn die met moeite rond kunnen komen, in een moeilijke positie zitten, vaak door ingrijpende “life-events” en dat het verschil tussen arm en rijk in Nederland groter lijkt te worden. Alle redenen om ook in de komende tijd ook vanuit de gemeente een goed armoedeleid te voeren. In elk geval schulden voorkomen en wegwerken, inzetten op werk of andere middelen van bestaan en in de tocht naar een beter bestaan mensen ook materieel ondersteunen met een uitkering en vooral begeleiding en coaching
 
Dat is  ook de kern van ons armoedebeleid. Als het even niet anders kan: directe hulpverlening, financiële bijdragen en steun en advies. Maar op termijn mensen proberen zichzelf staande te laten houden in deze ingewikkelde maatschappij indien nodig met steun en advies, en liefst door middel van werk in eigen bestaan te laten voorzien.
 
Hoe brengen we evenwicht in het sociaal domein?
 
Een onderwerp van gesprek dat steeds vaker aangeroerd wordt. Was tot zo’n 3 jaar geleden –ook in de gemeenteraad- het sociaal domein vooral een onderwerp voor mensen met een welzijns- of hulpverleningsachtergrond die ook wat van de wetten wisten, de laatste tijd is het het terrein van zorg en ondersteuning van de hele gemeenteraad geworden. Dat is maar goed ook omdat de uitgaven ongeveer de helft van de exploitatiebegroting van de gemeente beslaan. Kosten voor hulp en ondersteuning zijn bijna altijd directe kosten die je kwijt bent als gemeente. Daar waar je op grote investeringenin het ruimtelijk domein jaarlijks kunt afschrijven of reserves voor kunt opbouwen, ben je in de hulp en ondersteuning meteen het geld kwijt aan de organisaties die de hulp uitvoeren. En vanwege de wettelijke verplichtingen moet de gemeente de zorg betalen die door anderen opgelegd, geïndiceerd wordt.
 
Najaarsnota
 
In het gesprek over de Najaarsnota op dinsdag 8 december kwamen die geluiden ook weer naar boven. Kunnen we nou niet de kosten van de hulp en ondersteuning in de hand houden. Vanuit enkele fracties kwam zelfs een zeker verwijt dat wij als college in het algemeen en ik als wethouder in het bijzonder teveel het Rijk als schuldige aanwezen en zelf niks of niet voldoende doen. Dat is een gedachte die niet klopt. Het is inderdaad zo dat alle gemeenten bij het Rijk pleiten voor meer middelen om de jeugdzorg en de wet maatschappelijke ondersteuning uit te kunnen voeren. Vooral de on-beinvloedbaarheid van de toewijzingen in de jeugdhulp en het vaste bedrag dat cliënten betalen voor huishoudelijke hulp (19 euro per maand, ongeacht hun inkomen) zit veel gemeenten dwars. Juist vrijdag kwam het rapport uit, opgesteld in opdracht van het ministerie van VWS dat dat nog eens een keer glashelder aantoonde voor de jeugdzorg. Voor het zgn. abonnementstarief in de WMO was dat al eerder aangetoond maar Minister de Jonge wil er niets mee doen. Inmiddels staat in veel verkiezingsprogramma’s voor de volgende Tweede kamerverkiezingen opgenomen dat er weer een inkomensafhankelijke eigen bijdrage moet komen.  Vandaar dat ik namens het college ook dit pleidooi bij het Rijk voor meer geld als eerste trap van de viertrapsraket noem als het gaat om oplossingen voor het verschil tussen rijksbijdragen en uitgaven van de gemeente.
 
Een tweede trap is de organisatie in eigen huis, waar we scherper aan de wind willen zeilen, omgekeerd verordenen (wat is echt nodig, in plaats van wat is de gewoonte). Een derde de gebruikers van zorg door bijvoorbeeld een nieuw normenkader ook daadwerkelijk vragen wat in te schikken vanwege de financiële situatie en tenslotte ook van de niet-zorgontvangers een solidariteitsbijdrage vragen in de vorm van een ozb-belasting. 
 
En dat werkt. In een gesprek met aanbieders van huishoudelijke hulp afgelopen dinsdag merkte ik dat deze mensen die met de voeten in de klei staan bij wijze van spreken snappen dat niet alles meer kan, maar ook niet hoeft. Zij kunnen het mensen ook goed uitleggen dat hier en daar een half uur minder hulp wordt geïndiceerd. En voor hun eigen werkwijze betekent het dat men de organisatie moet aanpassen. Misschien niet elke week 2,5 uur huishoudelijke hulp, maar de ene week 3 en de andere week 2 uurtjes. Dat vergt gesprek, aanpassingsbereidheid en motivatie. Die is er bij de aanbieders en cliënten zeker. Natuurlijk niet altijd en overal. Er zijn altijd situaties waar meer zorg dan gedacht nodig is. Die willen we ook blijven verlenen.
 
Terug naar het gesprek over die najaarsnota. Het zou fijn zijn dat alle betrokkenen: aanbieders, cliënten, maar ook politieke partijen en raadsfracties mee zouden denken hoe we de zorg kunnen transformeren: meer aandacht voor gezondheid, preventie, saamhorigheid in de sociale basis, dus voorkomen van problemen. En minder afhankelijkheid van behandeling van een probleem. En dan is het fijn dat ook onafhankelijke rapporten aangeven dat de gemeenten met hun vragen om meer middelen gewoon gelijk hebben. Het lijkt erop dat het Rijk in het geval van jeugdzorg niet stil kan blijven zitten. Voor de WMO en het abonnementstarief ziet het er nog niet heel gunstig uit in deze kabinetsperiode. 
 
Daarom overdenk ik samen met een groepje wethouders van andere gemeenten vijf mogelijke acties of maatregelen: 
-Financiële draagkracht betrekken in het onderzoek. 
-Invoeren van een budgetplafond en een wachtlijst. 
-Afwijzingen op grond van voorzienbaarheid (dus als men met opzet de öude hulp”heeft opgezegd en zich nu bij de gemeente meldt) 
-Het inrichten van een algemene voorziening om de eigen kracht te stimuleren. 
-Het alleen aanbieden van huishoudelijke hulp als onderdeel van het minimabeleid of bijzondere bijstand (dit is de motie Oldenzaal die ook in Montferland en Doetinchem is aangenomen; ik ben daar nog niet zo voor. Een schoon en leefbaar huis is een van de onderdelen om mee te kunnen doen in onze samenleving. Wat mij betreft betaalt eenieder daar naar vermogen voor. 
 
Bericht van de gemeente Aalten
 
Kenniscentrum Sealing Valley in Aalten heeft de publieksprijs gewonnen in de verkiezing voor de Gelderse prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit!  Sealing Valley kreeg dit jaar de meerderheid van de in totaal 1457 stemmen van de 20 projecten op de lijst. De stemmers over dit project: “Prachtige herinvulling van een oud industrieterrein met een toekomstgericht bedrijf dat niet alleen denkt aan economische voordelen, maar ook aan duurzaam bouwen, lokale werkgelegenheid, circulariteit, milieubewust reizen van medewerkers, innovatie en de maatschappelijke bijdrage. Niet alleen mooi voor Aalten, maar voor de hele Achterhoek (en omgeving!). Om trots op te zijn”. Van harte gefeliciteerd! 
 
Het was een extra-leuk bericht omdat collega Ted Kok de prijs in ontvangst mocht nemen. Hij en zijn medewerkers hebben ook hard gewerkt om dit complex op deze unieke plek te kunnen bouwen. Natuurlijk gaan in de eerste plaats de credits naar de initiatiefnemer de heer Hans Beele, hij heeft z’n nek uitgestoken voor dit bijzondere bedrijf en gebouw.
 
 
What do you want to do ?

New mail

 
What do you want to do ?

New mail

 
What do you want to do ?

New mail

Deel deze inhoud

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *