Veranderingen in jeugdzorg, zorg en werk – De Participatiewet
Het “zomerreces” wordt gebruikt om de komende veranderingen op sociaal gebied wat nader toe te lichten. De achtergronden stonden in aflevering 1. In dit stukje iets over de Participatiewet.
De Participatiewet
De Participatiewet heeft een lange voorgeschiedenis. In 2010 kwam al een ontwerp Wet Werken naar Vermogen. Kabinetten vielen, sociale partners bemoeiden zich er mee, politieke fracties roerden zich, gemeenten namen moties aan, maar uiteindelijk werd dan toch na ongeveer 7 wijzigingen de wet op 24 juni door de Eerste Kamer aangenomen.
Achtergrond van de wet en de voorgaande pogingen wordt gevormd door drie dingen: 1. Werk is de beste vorm van participatie, dus zoveel mogelijk mensen aan het werk, zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers. Ook als werknemers deels arbeidsgehandicapt zijn. Daarbij moeten we uitgaan van wat mensen wel kunnen en niet van wat ze niet kunnen. 2. Het zou goed zijn als er één duidelijke regeling zou zijn voor alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, ongeacht de reden van die afstand. 3. Miljardenbezuinigingen. Doel van de wet is dus om zoveel mogelijk mensen zo regulier mogelijk aan het werk te krijgen. Daar waar mensen zelf niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen, springt de gemeente bij. Wat verandert er nu als gevolg van deze wet?
Wet Sociale werkvoorziening (Wsw)
Mensen die vanwege in de persoon gelegen factoren niet volwaardig aan het arbeidsproces kunnen meedoen konden zich vrijwillig melden voor de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw). Je werd dan gekeurd door UWV en als inderdaad vastgesteld was dat je arbeidsgehandicapt was, kreeg je een Wsw indicatie. De gemeente moest dan zorgen voor op jouw situatie aangepast werk. Bovendien moet de gemeente voor een door het Rijk bepaald aantal arbeidsplaatsen werk bieden. De rest van de aangemelden komt op een wachtlijst. De meeste gemeenten organiseerden dan via een zgn. werkvoorzieningschap. In de Achterhoek is dat Hameland. Vanuit Aalten werken ongeveer 340 mensen in een SW-bedrijf. In heel Nederland ongeveer 95.000. Werknemers van Hameland met een SW-indicatie zijn werknemers met een arbeidscontract en een CAO en verrichten diverse werkzaamheden. De loonkosten worden door het Rijk vergoed tot plm. € 25.500,– per jaar. De toegevoegde waarde die de medewerkers opleveren door omzet te maken wordt samen met de Rijkssubsidie gebruikt om de lonen van de SW-medewerkers (volgens een CAO) te betalen en de organisatie draaiende te houden, ook met een aantal niet SW-ers (vaak de directie, management en werkmeesters). Veel werkvoorzieningschappen kunnen niet zoveel omzet maken dat daaruit de Cao-lonen en de bedrijfskosten betaald kunnen worden en maken dus verlies. Bovendien gaat het Rijk de subsidie per werknemer afbouwen naar € 22.500,–. Dat lijkt nog heel wat, maar een gemiddeld jaarloon (inclusief alle toeslagen) komt al gauw op € 27.000-29.000,–. Het kabinet vindt dus de SW een heel dure voorziening en gaat deze afbouwen.
Wsw wordt afgebouwd.
Per 1-1-2015 kun je je dus niet meer melden voor een arbeidsplek bij de Wsw. De regeling wordt afgebouwd. De mensen die op 31 december 2014 een arbeidscontract hebben houden hun rechten en plichten, met andere woorden hun contract. Er komen geen nieuwe werknemers meer bij. Sterker nog door pensionering, ziekte e.d. gaat het personeelsaantal langzamerhand naar 0. Dat wordt bereikt ongeveer over 30 -40 jaar. Dan is er dus geen Sociale Werkvoorziening meer. Mensen die tot nu een beroep kunnen, konden doen op een plekje in de SW kunnen dat vanaf 1 januari 2015 niet meer en vallen onder de doelgroep van de Participatiewet.
Wajong
Deze afkorting staat voor Wet arbeidsinschakeling jonggehandicapten. Hiermee kun je te maken krijgen als je voor je 18e arbeidsgehandicapt bent. Vaak vanaf je geboorte. Dat is dus wat anders dan iemand die op latere leeftijd gehandicapt wordt. Wajongers zijn dus ook niet altijd per se jong. Maar wel op jongere leeftijd arbeidsgehandicapt geraakt. Er zijn in Nederland 200.000 Wajongers. Ongeveer 60.000 daarvan werken bij een baas of bij een SW-bedrijf (zie boven) en ontvangen een loon. Als zij niet voldoende productie kunnen maken of veel voorzieningen nodig hebben geeft UWV een toeslag op het loon of betaalt aanpassingen. Sommige wajongers zijn zo gehandicapt dat zij niet kunnen werken maar aangewezen zijn op bijv. dagbesteding. De wajongers die niet (kunnen) werken krijgen een uitkering ter hoogte van 75% van het wettelijk minimumloon. Het aantal wajongers groeit. Het kabinet vindt dat dat onbetaalbaar wordt; bovendien zijn er wajongers die nu niet werken en dat wel deels zouden kunnen.
De “toegang” tot de Wajong wordt beperkt.
Vanaf 1 januari 2015 gaat de toegang tot het Wajongrecht veranderen. Je hebt alleen nog maar recht op een Wajong-uitkering als je duurzaam, volledig arbeidsongeschikt bent. Dus dan mankeer je echt wel wat. Dat is ongeveer 25% van het aantal Wajongers. Van de overige bestaande groep wajongers gaat vastgesteld worden of zij arbeidsvermogen hebben. Als dat het geval is wordt er een arbeidsplek voor hen gezocht door UWV; de uitkering gaat vanaf 2018 naar 70% van het wettelijk minimumloon. Jongeren met een arbeidshandicap die nog weel deels kunnen werken en 18 jaar worden komen niet meer in de wajong. Als zij op 18 jarige leeftijd geen werk hebben of scholing volgen moeten zij zich melden bij de gemeente. Zij gaan onder de werking van de nieuwe Participatiewet vallen. De gemeente moet met allerlei hulpmiddelen en instrumenten proberen de jongeren aan het werk te helpen bij gewone werkgevers. Lukt dat (nog) niet dan komen de jongeren die geen werk hebben in aanmerking voor een WWB-uitkering (als ze aan de voorwaarden voldoen). In een volgende aflevering meer over welke ondersteuningsinstrumenten er zijn en komen om mensen met een arbeidshandicap toch te laten meedoen op een normale werkplek in een normaal bedrijf.
Reageren? joop.wikkerink@progressieve-partij.nl