8 oktober – Maandagvond en dinsdagavond sprak de raad met college en insprekers over de woningbouwplanning 2016 en het stoplichtenmodel. Dat zit zo. Er is een regionale en een lokale woonvisie. Die staan beiden in het teken van de “demografische ontwikkeling”. Dat is een versluierende term voor bevolkingskrimp. Daar hebben we mee te maken in o.a. de Achterhoek. Dat betekent dat er minder kinderen geboren worden en hier blijven om het bevolkingaantal op peil te houden. Over het algemeen hoor je drie reacties op die ontwikkeling. De eerste is die van ontkenning. “Krimp vindt overal in de Achterhoek plaats, maar niet in Aalten: we hebben hier nog huizen nodig voor de “gezinsverdunning”. De tweede is die van het vooruitgangsgeloof: je moet bouwen en zorgen dat hier werk voor hoopgopgeleiden komt, dan komen de (jonge) mensen vanzelf. Economische ontwikkeling laat zich echter maar beperkt door de overheid sturen en de cijfers spreken het tegendeel. De derde opvatting probeert de toekomstige vraag en aanbod met elkaar in evenwicht te brengen. De redenering is kort en goed: er is teveel plancapaciteit voor woningbouw, vooral ook te veel capaciteit voor verkeerde typen woningen op verkeerde plekken. Het is in het belang van de waarde van het huidige onroerend goed dat er niet teveel leegstand komt (streven is max 2%). Dat betekent een forse vermindering van het aantal nieuw te bouwen woningen. De aandacht wordt gericht op levensloopbestendig maken, verduurzamen van de huidige woningvoorraad. O ja, en dan zijn er nog afspraken gemaakt in de regio en kijkt de Provincie ook zeer kritisch naar elke uitbreiding, waar dan ook.
Dat betekent een behoorlijke ingreep in de plannen. Daarvoor is een “stoplichtmodel”ontwikkeld. Plannen die pas geleden in een bestemmingsplan zijn opgenomen en aan een aantal criteria voldoen kunnen doorgaan: ze staan op groen. Plannen die al een hele tijd mogelijk zijn, maar waar nooit wat gebeurd is (soms nog vanuit de 90-er jaren) komen op rood. Dat betekent: je krijgt een 1,5 jaar tijd om de omgevingsvergunning in te dienen, anders wordt de woningbouwmogelijkheid geschrapt. Een derde categorie is oranje: deze krijgen iets langer de tijd, er vindt overleg plaats,ze kunnen misschien iets verkleind worden enz.
Het hoeft geen betoog dat deze aanpak tot grote onrust leidt onder de mensen die een lapje grond hebben met een woningbouwbestemming en zich daar voor de oude dag een klein woninkje of een appeltje voor de dorst zagen hebben. Nu moeten ze direct realiseren of anders waait het over.
Alternatieven.?
Vanuit de wetenschap dat de bevolkingsprogonoses heldere taal spreken, er sprake is van ontgroening en vergrijzing; stedelijke gebieden bij jongeren populairder zijn dan het platteland, zal er wel iets moeten gebeuren. Vandaar dat Gerrit Migchelbrink namens de fractie van de Progressieve Partij regelmatig vroeg: wat is úw oplossing dan. Opvallend is dan dat vooral bouwers en makelaars ook niet helder zijn in de oplossingen; hooguit met deeloplossingen als mantelzorgwoningen, verduurzamen van bestaande woningvoorraad; maar toch blijven vasthouden aan het idee dat alles goed komt (de markt trekt aan!) als hun plannen maar gerealiseerd worden. Dat geeft te denken.